• 05 mrt 2015
  • Blog
  • Pensioen

De pensioendialoog als politieke discussie

In de Nationale Pensioendialoog debatteerde Nederland over de toekomst van ons pensioenstelsel.

Emmie Lewin en andere beleidsadviseurs van PGGM leveren graag hun bijdrage actuele politieke en maatschappelijke discussie over pensioen. Daarvoor gaan ze terug naar de basis: wat zijn de basisvoorwaarden voor een goed pensioen?

De wetgeving rond pensioen is flink aan het veranderen. De ruimte om onder gunstige fiscale voorwaarden pensioen op te bouwen is verminderd met herhaalde aanpassingen van het fiscale kader voor pensioen. De financiële spelregels voor pensioenfondsen, bijvoorbeeld voor het vaststellen van de hoogte van de premie, de indexering en eventuele verlagingen, zijn na jaren van discussie bijgesteld. Er zijn nieuwe regels gekomen om het pensioenfondsbestuur te versterken en er liggen voorstellen om de pensioencommunicatie te verbeteren. Er ligt op dit moment een voorstel om een nieuw pensioenvehikel, het Algemene Pensioenfonds, te introduceren bij de Tweede Kamer.

De Nationale Pensioendialoog
Al deze veranderingen worden echter door de regering beschouwd als niet meer dan noodzakelijk onderhoud van het bestaande stelsel. De volgende stap is een reflectie op de fundamenten van het stelsel zelf. Hiertoe heeft de regering de Nationale Pensioendialoog in het leven geroepen.

De actuele pensioendiscussie gaat dus over de fundamenten van het stelsel. Het is daarmee een politieke discussie. De keuze om het pensioen op een bepaalde manier te organiseren is naar zijn aard gebaseerd op een maatschappijvisie. Het sociale stelsel wordt bepaald door politieke voorkeuren. Daarom wil ik de onderliggende politieke visies naar voren halen die aan de discussie ten grondslag liggen. Ik vind namelijk dat een reflectie op de fundamenten van het stelsel gebaseerd moet zijn op fundamentele ideeën over wat maatschappelijk wenselijk is.

Zwemvest versus spaarvarken
Twee hoofdstromen in het denken over pensioen zijn het sociale en het financiële denkmodel. Ik denk over pensioen vanuit het sociale denkmodel.

Een metafoor voor pensioen die past bij het sociale denkmodel is het zwemvest. Kern van het sociale denkmodel is dat pensioen een sociale verzekering is tegen een risico dat je alleen niet kunt dragen. Bescherming tegen dit risico wordt georganiseerd via anonieme solidariteit. De centrale veronderstelling is dat het delen van risico’s tussen de generaties en ook met toekomstige generaties welvaartswinst oplevert. Dat wil zeggen: hoger en stabieler pensioen tegen een lagere prijs.
Bij anonieme solidariteit past gelijke behandeling, waarbij individuele kenmerken of individuele financiële bijdragen en het daarop individueel gemaakte rendement geen rol spelen. Gelijke behandeling wordt vorm gegeven door iedere deelnemer ieder jaar voor dezelfde premie dezelfde pensioenopbouw te geven. En ook hetzelfde beleggingsbeleid en dezelfde indexering of verlaging.

Het pensioen is leeftijdsonafhankelijk. Iedereen is eerst jong en daarna oud, dus de belangen lopen uiteindelijk parallel en de groepen hebben elkaar nodig. Daarom is gekozen voor die leeftijdsonafhankelijke opzet.

Een metafoor voor pensioen die past bij het financiële denkmodel is het spaarvarken. Ik ben wat voorzichtiger met het weergeven van de kern van het financiële denkmodel. Het is moeilijk om recht te doen aan een denkmodel dat me minder eigen is.

De kern van het financiële denkmodel is, dat pensioen een gewoon spaar-, of beleggingsproduct is. Een deel van het salaris wordt belegd om aan te groeien tot een kapitaal dat toereikend is voor de oude dag. Dit kapitaal is eigendom van het sparende individu. Het is zaak dat de pensioenuitkomst een logische optelsom is van de ingelegde premie en de op die premie behaalde rendementen. Evenwicht tussen inleg en uitkering is een belangrijke waarde.

Bij individuele eigendomsrechten past een leeftijdsafhankelijke benadering. Leeftijd bepaalt in belangrijke mate de duur dat de ingelegde premie nog kan renderen en de mate waarin de individuele spaarder zich beleggingsrisico kan permitteren. Er spelen vaak tegengestelde belangen tussen jong en oud. Het is belangrijk daar recht aan te doen.

Risicodeling kan daarbij nuttig zijn, maar je moet er in deze visie mee uitkijken. Bij risicodeling gaat het namelijk altijd om overdrachten. Overdrachten zijn in de meeste gevallen slechts gerechtvaardigd, als de kansen om te geven of te ontvangen op voorhand gelijk zijn.

Sociale denkmodel nu nog leidend
In het huidige pensioenstelsel werken pensioenfondsen volgens de lijnen van het sociale denkmodel. De Pensioenwet regelt dat alleen pensioenfondsen intergenerationele risicodeling mogen en moeten organiseren. Vanuit de gedachte dat dit waardevol is voor de samenleving hebben pensioenfondsen daartoe een aantal voordelen gekregen. Pensioenfondsen kennen de verplichtstelling, fiscale voordelen en zij hoeven minder zekerheid te bieden dan verzekeraars. Maar pensioenfondsen moeten ook aan allerhande voorschriften voldoen om dat solidaire gehalte daadwerkelijk waar te maken.

De vraag is, of in de huidige tijd het sociale denkmodel nog passend is en of intergenerationele risicodeling nog meerwaarde oplevert.
Een andere vraag is, of er slimme combinaties mogelijk zijn van waardevolle elementen uit beide denkmodellen. De kunst is om een brug tussen beide denkmodellen te slaan. Een hobbel daarbij is dat er binnen de uitgangspunten van het financiële denkmodel wellicht lastiger draagvlak voor intergenerationele risicodeling gecreëerd kan worden. Belangrijke uitgangspunten zijn namelijk individuele eigendomsrechten en evenwicht tussen premie en inleg. En dat zijn precies elementen waar je met intergenerationele risicodeling van afwijkt. In het sociale contract heersen anonieme solidariteit en gelijke behandeling.
Wat eenvoudig kan is het beschermingsniveau dat vanuit het sociale model geboden wordt beperken. Daarboven geldt dan eigen verantwoordelijkheid binnen het financiële denkmodel.

Een pensioenfeuilleton
Dit artikel is de eerste in een reeks die Emmie Lewin schrijft in het kader van de huidige politieke en maatschappelijke discussie over het pensioenstelsel in Nederland. In deze reeks, dit feuilleton, beschrijft Lewin eerst de werking van pensioenfondsen. Vervolgens gaat zij uitgebreid in op het sociale versus het financiele denkmodel. Dan reflecteert zij op enkele maatschappelijke ontwikkelingen die mogelijk hebben bijgedragen aan het beeld, dat in de huidige tijd het financiële denkmodel de voorkeur verdient. Daarna bespreekt zij de 4 thema’s uit de Nationale Pensioendialoog: keuzevrijheid, solidariteit, collectiviteit en verantwoordelijkheid en plaatst zij deze in het sociale en het financiële denkmodel. Ten slotte komt zij terug op de voorwaarden voor het sociale denkmodel waar op dit moment niet aan is voldaan, en geeft drie oplossingen die hieraan tegemoet komen. Zij eindigt met een aantal aanbevelingen om het sociale denkmodel weer houdbaar te maken.

Volg het gehele feuilleton op mijn Linkedin.

Artikel delen of printen

klik op het icoon