• 20 dec 2019
  • Blog
  • Pensioen
Spaarvarken 3Dprint

Houdbaarheid verplichtstelling is niet vanzelfsprekend

Risicodeling tussen generaties in pensioenregelingen zorgt voor welvaartswinst en stabiliteit. Deze vorm van solidariteit legt ook een fundament onder de verplichtstelling aan een bedrijfstakpensioenfonds. De handhaving van de bestaande verplichtstelling is een van de doelen uit het pensioenakkoord, aldus Emmie Lewin.

Europese rechtvaardiging verplichtstelling

Verplichtstelling aan een bedrijfstakpensioenfonds is kwetsbaar in het licht van Europese normen. Een centraal uitgangspunt van de Europese Unie is het vrije verkeer van personen, goederen en diensten. Dit wordt belemmerd als een dienst slechts door bepaalde aanbieders geleverd kan worden. Europa kent daarom voorschriften voor de interne markt en mededinging.

Er is behoorlijk wat jurisprudentie over deze voorschriften. Uit deze jurisprudentie komt het volgende beeld naar voren. Een verplichtstelling waarbij een bepaalde onderneming een exclusief recht krijgt, maakt op zichzelf een inbreuk op de vrije mededinging. Zo’n exclusief recht kán echter gerechtvaardigd worden door een sociaal of economisch belang dat zonder dit exclusieve recht niet, of althans niet tegen aanvaardbare kosten, gerealiseerd kan worden.

Het Europese Hof van Justitie heeft daarbij veel relevante aspecten genoemd die in de voorgelegde gevallen de verplichtstelling rechtvaardigden. De voorgelegde verplichtstellingen waren het resultaat van collectieve onderhandelingen door sociale partners voor een bedrijfstak. Deze hadden een sociaal doel omdat ze er toe dienden de arbeidsvoorwaarden te verbeteren waarbij sprake was van diverse vormen van solidariteit. Een formulering die steeds terug komt, is dat solidariteit inhoudt dat er geen rechtstreekse band is tussen de premie en de uitkering.

Uit de jurisprudentie volgt niet onomstotelijk dat er sprake moet zijn van solidariteit. Maar deze was er feitelijk wel steeds en er werd ook een beroep op gedaan in de arresten. In de Nederlandse wetgeving is op dit moment gewaarborgd dat er bij verplichte bedrijfstakpensioenfondsen sprake is van solidariteit door de combinatie van doorsneepremie in de Wet BPF en tijdsevenredige opbouw in de Pensioenwet. Daarnaast wordt de directe band tussen premie en uitkering ook doorbroken door de fiscale maximering van de indexering en de toezichtseisen op het gebied van vereist eigen vermogen.

Uitgangspunten pensioenakkoord

SER en kabinet hebben een aantal belangrijke doelen geformuleerd waaraan de uitwerking van beide nieuwe regelingen getoetst zal worden. Belangrijke doelen zijn een transparant en persoonlijk pensioen én evenwicht tussen generaties. Met dit laatste lijkt bedoeld te worden: geen overdrachten, geen discussies. Concreet betekent dit:

Op het gebied van premiesolidariteit:

  • Afschaffen van het doorsneesysteem
  • Een kostendekkende premie (dus geen premiedemping meer)

 

Op het gebied van risicodeling tussen generaties:

  • Beperken overdrachten en doorschuiven
  • Beperken collectieve tekorten
  • Sneller/slimmer toedelen van rendementen, mogelijk jaarlijks naar een dekkingsgraad van 100%
  • Minder collectieve buffers
  • Inkoop en waardering op marktrente + UFR

 

De band tussen premie en uitkering wordt daardoor juist zo groot mogelijk gemaakt. Gevolg is dat de rechtvaardiging van de verplichtstelling minder gemakkelijk kan rusten op een van de elementen die altijd in de jurisprudentie aanwezig was. Namelijk het ontbreken van de rechtstreekse band tussen premie en uitkering. Het pensioenakkoord schaft niet alleen het doorsneesysteem af, maar vermindert ook sterk de risicodeling tussen generaties via collectieve tekorten en buffers, met als doel het pensioen robuuster en persoonlijker te maken.

Andere argumenten

De jurisprudentie noemt ook andere vormen van solidariteit. Te denken valt aan gelijke behandeling van mannen en vrouwen, acceptatieplicht, een levenslange uitkering, het overnemen van premiebetaling bij faillissement. Deze vormen van solidariteit blijven in de nieuwe regelingen aanwezig.

Het is echter niet zeker of deze vormen van solidariteit de verplichtstelling aan een bedrijfstakpensioenfonds kunnen blijven rechtvaardigen. Deze vormen voldoen namelijk niet aan de bovenliggende norm die de jurisprudentie aanlegt, te weten: een exclusief recht voor een bepaalde partij moet nodig zijn voor een sociaal of economisch belang dat zonder dit exclusieve recht niet, of althans niet tegen aanvaardbare kosten, gerealiseerd kan worden.

Het betreft hier vormen van solidariteit die ook in andere wetgeving verankerd zijn en ook door aanbieders zonder exclusief recht in de praktijk gerealiseerd worden. De vraag is of voor deze vormen verplichtstelling bij een bepaald bedrijfstakpensioenfonds per se nodig is.

Naar een stevig fundament voor verplichtstelling

Risicodeling tussen generaties en verplichtstelling zijn nauw met elkaar verbonden. Om risicodeling tussen generaties mogelijk te maken is verplichtstelling nodig en om verplichtstelling goed te kunnen rechtvaardigen is risicodeling tussen generaties een goed argument. Wat is nu de meest zekere weg om de houdbaarheid van de verplichtstelling aan een bedrijfstakpensioenfonds te waarborgen?

Ten eerste door in de uitwerking van het pensioenakkoord ruimte te laten voor collectieve tekorten en collectieve buffers. En ten tweede door binnen redelijke grenzen de invulling van de regels voor verhogen en verlagen van verwachte pensioenen aan pensioenfondsbesturen te laten. Dit past ook bij het primaat van pensioenfondsbesturen als het gaat om een evenwichtige afweging van de belangen van alle betrokkenen bij het fonds. Blijvende solidariteit tussen generaties in de pensioenen: is dat geen mooie gedachte voor onder de kerstboom?

Dit blog is een samenvatting van een artikel van Emile Soetendal en Emmie Lewin in het Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken van december 2019.

Artikel delen of printen

klik op het icoon